Vijftien lessen die kleurrijke basisscholen ons leren – Cordula Rooijendijk

Cordula Rooijendijk, directeur van Montessori school De Amstel in Amsterdam, ging op bezoek bij tientallen gekleurde Nederlandse basisscholen. Zoals wellicht velen onder ons had ze initieel heel wat vooroordelen over deze scholen en over wat er allemaal fout loopt. Maar ze is positief verrast teruggekeerd en onder de indruk over hoe deze scholen hun grote uitdagingen aanpakken en zorgen voor een onderwijskwaliteit die ze niet voor mogelijk had gehouden. Ze vatte haar bezoeken in haar boek samen in vijftien lessen waarvan we er in deze recensie enkele uitlichten.

Boek uitgegeven bij atlas contact

De leergierigste leerlingen vind je op zwarte scholen

Op scholen in witte achterstandswijken is het soms de norm dat het leven niks is en ook niks zal worden. Ouders die werkloos zijn, zoals ook hun ouders dat waren, hebben lage verwachtingen van hun kinderen en stimuleren hen weinig om te leren en te werken. Daarnaast zijn er ouders uit de gegoede middenklasse die hun kinderen ‘vergeten’ op te voeden, geen duidelijke regels en grenzen stellen, en hen niet leren hoe ze zich moeten gedragen. Doordat ze hun verantwoordelijkheid niet nemen, ontnemen ze hun kinderen heel wat ontwikkelingskansen.

Op verschillende zwarte scholen daarentegen zag de auteur een tomeloze leergierigheid. De mindset is daar dat als je iets wil bereiken, je ervoor moet werken. Ouders van de leerlingen daar verwachten die ingesteldheid van hun kinderen en wensen dat ze het beter krijgen dan zijzelf.

Omarm de straat- en thuiscultuur

Cordula Rooijendijk citeert socioloog Iliass el Hadioui die drie ladders onderscheidt:

-            De ladder van thuis

-            De ladder van straat of van de peergroup

-            De ladder van school

Die drie ladders verschillen van elkaar, de sociale codes en omgangsvormen zijn anders. Succesvolle jongeren lukt het om te switchen tussen die ladders en alle drie de ladders te beklimmen. Hoe sterker die ladders verschillen, hoe lastiger je het hebt als kind. Zodra de schoolladder sterk afwijkt van je vriendengroep op straat en/of thuis, kan dat je immers onzeker maken. Daarom is persoonsvorming van essentieel belang naast het geloof in eigen kunnen. De scholen die de auteur bezocht ontwikkelen een sterke band met hun kinderen. Ze leren dat het klimmen op de schoolladder hun identiteit niet hoeft te schaden en geven ze geen straffen die hun eigenwaarde of zelfvertrouwen breken. Ze doen juist een beroep op hun schuldgevoel zodat ze hun gedrag uit zichzelf veranderen. En daarbij accepteren ze de straat- en thuiscultuur als te beklimmen ladders die net zo belangrijk zijn.

Omarm de thuiscultuur, zorg dat de kinderen er wat van kunnen laten zien in de klas. Aan anderen laten zien waar je vandaan komt, elkaar vertellen over de normen en waarden die je meekreeg en die van elkaar accepteren, is belangrijk voor de persoonsvorming van een kind
— Cordula Rooijendijk

De schrijfster verwijst naar Hans Kaldenbach die aangeeft dat je het gedrag via 2 methodes kunt veranderen: zacht (judo) of hard (karate) waarbij je meestal eerst met judo begint. Daarbij zijn er twee belangrijke uitgangspunten:

-            Duidelijkheid: benoemen welk gedrag onwenselijk is en wat je niet meer wilt zien

-            Vriendelijkheid en een band hebben met de kinderen: hen het gevoel geven dat je van ze houdt en dat ze ertoe doen

Hangjongeren urineren in het portiek van een vrouw. Terwijl ze de post uit de brievenbus haalt, spreekt ze een van de jongeren aan en zeg dat ze blij is om hem te zien. Ze zegt hem dat ze hem af en toe een sigaret ziet roken in het portiek en dat dit prima is maar dat er de laatste tijd ook veel wordt geplast en of hij, als hij de jongens ziet die dat doen, wil zeggen dat ze daarmee moeten stoppen. Omdat het niet zo fris is, omdat ze bang is dat andere buren de politie zullen bellen. De jongen knikt en het werkt, de overlast verdwijnt – voorbeeld uit het boek

Praat met elkaar

Scholen hebben de wettelijke opdracht om burgerschap te bevorderen, maar hebben veel ruimte om hier zelf invulling aan te geven. Dit op een manier die past bij de visie en de identiteit van de school, de kenmerken van de leerlingenpopulatie en de maatschappelijke omgeving waarin de school fungeert. Verschillende gekleurde scholen voeren open gesprekken met ouders over de invulling en de betekenis van de burgerschapslessen. Op die manier kan de angst die soms leeft bij ouders worden weggenomen. Als diversiteit wringt, dan praten ze met elkaar en proberen ze de ander te begrijpen. Zorg er daarom voor dat je als school aandacht besteedt aan alle elementen van diversiteit. Je kunt niet paarse vrijdag vieren en vervolgens geen aandacht besteden aan de ramadan, Keti Koti, Pesach, Divali of Pasen.

Voorzie in een multifunctionele stilteruimte waar je mag mediteren, je yogamat leggen, bidden, mijmeren of even prikkelvrij zijn.

Hoge ouderbetrokkenheid vind je op zwarte scholen

Tijdens haar bezoeken, zag de auteur dat gekleurde scholen sterk inzetten op ouderbetrokkenheid. Maar daar moet je wel de juiste dingen voor doen. Een van de scholen heeft een ouderconsulent, een leraar die een paar uur per week is vrijgeroosterd. Ze weet welke ouders het lastig hebben, vraagt hoe het gaat, of ze nog wat kan doen. Ze leert ouders hoe educatieve spellen werken en geeft ze mee naar huis met de opdracht een spel te spelen met hun kind en dat te filmen. En daarna wil ze graag het filmpje zien. Ze spreekt ouders aan als er een open ochtend is en moedigt hen aan naar de koffie- en koekochtenden te komen. Ze helpt ouders om zich in te schrijven voor de schoolapp zodat ze ook alle schoolberichten ontvangen, en vraagt of ze deze hebben gelezen of vertaalt waar nodig.

Een andere van de scholen die ze bezocht, laat ouders een intentieverklaring tekenen bij inschrijving. Daarin staat dat ouders de verschillen tussen kinderen accepteren, geloven in de ontwikkeling van hun kind, interesse tonen in de schoolactiviteiten en hierbij helpen. Ook dat ze leraren informeren over de talenten van hun kind en hun kind ondersteunen bij het schoolwerk. Omgekeerd staat erin dat de school de ouders betrekt, de ouder erkent als professional, in kansen denkt en ouderbijeenkomsten organiseert.

Een school had zelfs een vaderochtend waarbij 90% van de vaders aanwezig was! Vaders willen heel graag betrokken worden bij de school van hun kind, alleen weten ze vaak niet hoe, en dan blijven ze maar weg. Je moet ze daarbij helpen. Vaders zijn een belangrijke spil bij de opvoeding en de scholing van hun kind en zijn op school ook nodig.

In een andere school is een leeg klaslokaal ingericht. Opa’s en oma’s geven jeu-de-boule- en schilderlessen, iemand anders geeft kookles of ouders lezen individueel een boekje met een leerling op de gang. De leraren maken boekjes voor thuis met daarin de woorden die ze op dat moment op school behandelen, met elk te leren woord ook een afbeelding ervan en altijd met het bijbehorende voorzetsel. Thuis laten ouders hun kind het woord hardop lezen en praten ze erover in hun eigen taal. Als ze dat niet doen, dan nodigt de leraar hen uit voor een gesprek om te kijken waarom het niet lukt en wat ze nodig hebben om het wel te doen. Alle ouders doen uiteindelijk mee. Dan schieten de resultaten omhoog en breiden de leerlingen hun Nederlandse woordenschat in snel tempo uit. Het mogen gebruiken van de moedertaal stimuleert de ontwikkeling van kinderen op school enorm.

Voed je kind op

Een leraar heeft in zwarte scholen twee banen: leraar en maatschappelijk werker. Je kunt wel doen alsof het jouw taak niet is om thuisproblemen op te lossen, maar thuis heeft nu eenmaal een grote invloed op de schoolprestaties. Dus als het thuis niet goed gaat, komt een kind helemaal niet tot ontwikkeling. Als kinderen bijvoorbeeld stress hebben, dan zet dat de ontwikkeling van het werkgeheugen, de besluitvorming en de impulsregulatie onder druk. Je werkgeheugen heb je als leerling nodig om tijdelijke informatie in je geheugen op te slaan en om cognitieve taken uit te voeren. Je hebt het nodig bij het maken van een puzzel, het uitrekenen van een rekensom, het schrijven van een stukje tekst of bij het uitvoeren van een gymopdracht.

Niet lullen maar poetsen

De onderwijsinspectie heeft laten weten niet te zullen optreden als scholen vanwege het lerarentekort overgaan op een vierdaagse schoolweek (en de leraren de vijfde dag laat professionaliseren). Er mag soms meer dan je denkt. Je moet de ruimte binnen de regels leren zoeken, ze wat oprekken en daar geen ruchtbaarheid aan geven. Buiten de gebaande paden denken, creatieve oplossingen vinden, het mag af en toe schuren.

Zolang je onderwijskwaliteit op orde is, gaan we niet na of jouw schoolorganisatie wel precies aan de voorschriften voldoet
— Nederlandse onderwijsinspecteur

In basisschool Nellestein komen timmermannen, rappers, dichters, kunstenaars, sporters, koks, dansers op school kinderen cursussen geven. De leerlingen mogen zelf een workshop kiezen. In een andere school worden de gymlessen twee keer per week aan een halve klas gegeven terwijl de andere helft van de leerlingen bij de leraar blijft en extra lessen krijgt in dingen waar ze nog moeite mee hebben. Ze huren ook andere professionals in om op meer momenten de klassen te kunnen halveren waardoor de andere helft steeds heel intensief leskrijgt van de eigen leraar. Zo is er een docent beeldende vorming, een student pedagogiek, een bibliothecaresse die gewend is om kinderactiviteiten in de bib te organiseren en met de leerlingen leest en een gepensioneerde dame die met de kinderen kookt.

Vorm een visie, bepaal je doelen en handel ernaar

Een van de scholen die de schrijfster bezocht, zet heel hard in op gelijkheid tussen kinderen. Dat doen ze op verschillende manieren:

-            Ze laten jarige kinderen op school niet trakteren op iets lekkers maar laten de kinderen die jarig zijn kiezen wat voor leuks ze die dag met de klas gaan doen zoals een kwartier langer buiten spelen, tekenen of een toneelstukje maken …

-            Ze laten ouders niet betalen voor schoolreisjes maar zorgen voor kosteloze uitjes zoals een speurtocht door de wijk of naar een speeltuin gaan een wijk verderop

-            Ze richten geen schoolband op maar organiseren een leerorkest waarin alle leerlingen een instrument leren bespelen

-            Ze vragen niet naar vakantieverhalen maar waarom de kinderen blij zijn om terug op school te zijn

-            Ze laten spreekbeurten niet meer thuis voorbereiden maar op school zodat alle leerlingen evenveel hulp krijgen

Naast deze en andere lessen, heeft Cordula Rooijendijk ook nog een paar lessen voor het ministerie van onderwijs zoals het verbieden van zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) in het onderwijs, te kleine scholen opheffen, bijlesbureaus verbieden en monoculturele scholen ontmoedigen. Ze doet ook een oproep om het vakmanschap van leraren te herwaarderen. Dit door hen meer tijd te geven zodat ze zich kunnen focussen op een goede voorbereiding, het geven van uitstekende lessen, het aanpassen van lesstof op het niveau van het kind en bijscholing.

Conclusie

Een zeer lezenswaardig boek met interessante inzichten die van toepassing zijn voor het secundair/voortgezet onderwijs. Hier en daar trekt de auteur iets minder onderbouwde conclusies zoals dat je het beste onderwijs op zwarte scholen vindt of dat de kwaliteit in (te) kleine scholen matig is. Fijn dat ze af en toe ook provoceert en zo dingen in beweging probeert te krijgen. Het boek zorgt er voor dat je als lezer of onderwijsprofessional met een andere bril naar gekleurde scholen kijkt en dat je goesting krijgt om er op bezoek te gaan. Er valt immers heel wat mosterd te halen. Daarnaast eindigt ze mooi met een oproep om met elkaar in gesprek te blijven gaan, naar elkaar te blijven luisteren, de ander proberen te begrijpen en vooral niet te polariseren. Het boek leest heel vlot en is uitgegeven bij atlas contact.

Alleen de verbeelding kan ons redden - Michael De Cock

Michael De Cock schakelt in dit meeslepend boek continu tussen verbeelding en realiteit en geeft daarbij onverbloemd zijn mening over kunst en cultuur. De kunst alleen kan ons volgens de auteur niet redden. Maar het is op zijn minst wel wat ons verbindt, en wat overblijft. Het is wat we kwetsbaar in het midden leggen. Het is een ritueel dat de angst en de dood bezweert. Het is de gemeenschappelijke grond waarop we elkaar vinden, het bord waarop we schaken, de liefde die we delen.

Bij kunst staat de verbeelding voorop. Mensen kunnen zich immers alles voorstellen. Zelfs het onvoorstelbare. Dat kan leiden tot fantastische verhalen maar ook tot een golf van onredelijke angst. In vele gevallen is de verbeelding een lust, in combinatie met angst is ze zelfs een vreselijke last. De verbeelding kan immers duizelingwekkend zijn. De auteur vraagt zich af wat iemand uit de 16e eeuw zou denken van Tomorrowland als je hem met een teletijdmachine naar hier zou kunnen halen en laten meevieren? Zou hij onder de indruk zijn? Zou hij meedansen? Zou hij denken dat hij in een nachtmerrie terecht was gekomen, of zou zijn brein uit elkaar spatten door het teveel aan indrukken en prikkels? En hoe zouden wij kijken naar de wereld zoals die er in 2422 uitziet?

De kunst van de begrenzing

Volgens de auteur ontstaat kunst, echt goede kunst, altijd binnen de krijtlijnen van de beperking. Daarom is absolute vrijheid noch haalbaar, noch wenselijk. Het leven is chaos, kunst brengt orde. Hij verwijst daarvoor naar Madame de Bovary  waarin Gustave Flaubert er op meesterlijke wijze in slaagt om  van de puriteinse restricties die de burgerlijke moraal hem oplegde een meerwaarde te maken. Zo laat hij Emma Bovary met haar geliefde Léon in een koets door Rouen rijden. Ze bedrijven er stomend de liefde, althans dat suggereert de tekst. Weinig scènes zijn erotischer dan deze, toch wordt er met geen woord over seks gerept. Alles speelt zich in het verborgene af, achter de gesloten gordijnen van de koets – en dus in het hoofd van de lezers.

Op de barricaden voor cultuur

De auteur kan nauwelijks andere dingen bedenken waar hij zo voor wil vechten of zelfs verhuizen als voor vrijheid en het recht om te leven in een maatschappij waarin kunst en verbeelding genoeg ruimte krijgen. De dictatuur en het negationisme zijn de cultus van de dood. Kunst viert het leven en de hoop. Kunst vormt de poort naar ons hart en het empathisch vermogen. Als er iets is dat het menselijke vernuft heeft uitgevonden - door de eeuwen en eeuwen heen - om de pijn, de vreugde, het gemis, noem maar op, deelbaar en overdraagbaar te maken, dan zijn het verhalen en alle afgeleiden. En verwondering is niet zelden de juiste start van de kunstpraktijk.

Cultuur is niet de kers op de taart, maar het fundament waarop je een menswaardige maatschappij bouwt.
— Michael De Cock

Volgens de auteur moeten we een tegenstroom organiseren. Een tegenstroom waarvan de cultuurwereld, het middenveld en burgers deel kunnen uitmaken en waarbij ze een nieuwe gemeenschap vormen. De schrijver citeert daarbij Morrison: “If you have some power, then your job is to empower somebody else”.

Ode aan het theater

In het theater is er tijd voor verbeelding. De tijd gaat er trager. De tijd stolt er als stroop en glijdt traag door je vingers. In theater kun je een leven vertellen in twee uur, en een seconde eindeloos laten duren. Het is maar hoe we het zelf willen. Michael De Cock vindt theater vooral interessant vanwege al die ontmoetingen met mensen die in andere toonaarden dan die van hem gestemd zijn. Daarom houdt hij ook van huizen met een lange en rijke geschiedenis. Geschiedenis die groter is dan wie er ook tijdelijk aan het hoofd van staat.

Niets is volgens de schrijver zo in staat om gemeenschap te vormen als theater. Goed theater is een plek waar artiesten uit formele en informele netwerken aan de slag zijn en elkaars werk volgen, elkaar aanmoedigen, en falen een optie is. Een theater waarvan de artiesten de tijd krijgen en nemen om te zoeken, te bezinnen en zich te vervolmaken. In ruil daarvoor coachen ze elkaar, gaan ze in dialoog met het publiek en staan ze voor de klas nu en dan om jonge mensen op sleeptouw te nemen en hun duidelijk te maken dat theater ook iets voor hen kan zijn, wat hun talent ook is. Als er maar passie is. Een plek waar verbeelding leeft en waar die verbeelding poorten in de geest opent. Waar de stad het canvas is en haar straten, de huizen, de bomen, de letters, de komma’s, de punten en de tekst vormen. Waar iedereen die wil, kan meeschrijven aan een verhaal, waar hij of zij zich kan in herkennen. Waar kinderen vanaf de lager school de weg ernaartoe vinden. Waar je kunt dansen en denken. Verwonderen, bewonderen en gemeenschap vormen. Een stad in een stad. Een theater als kruispunt, als ader, als kloppend hart en als plek van betekenis in het leven van ieder die dat wil.

De auteur raadt iedereen aan om met kinderen naar voorstellingen te gaan. Het is een wonder wat je dan bijleert, wanneer je tegelijk en vanuit verschillende perspectieven naar hetzelfde verhaal kijkt. Of zelf toneel spelen. Er is weinig leuker dan virtuoos en gelegitimeerd doen alsof je iemand anders bent. Het bevrijdt een mens van een hoop zorgen en houdt hem jong.

Ethiek

Michael De Cock maakte de vorige generatie theatermakers en kunstenaars nog mee toen grensoverschrijdend gedrag en directief leiderschap vaak voorkwam. Tegenwoordig kun je niets goed meer maken dat niet beantwoordt aan de juiste ethische normen en waarden. Dat is voor velen nog altijd wennen. Auteurschap wordt bevraagd, net als de geprivilegieerde positie van de kunstenaar. Dat geeft geregeld problemen in het herijken van onze culturele geschiedenis. Mogen we nog van Céline, Picasso of Lolita houden? En om welke redenen dan wel of niet? Maar één ding is ondertussen wel zeker: het romantische beeld van de artiest, die roept en tiert, brult en briest, die een hufter en een onmens is, die mensen laat wachten omdat hij toevallig net (g)een ingeving heeft – het is allemaal voorbij. Zonder de juiste sociale en empathische vaardigheden kun je vandaag geen goed regisseur meer zijn, vindt de schrijver.

Heb lak aan wat mensen van je vinden!

De auteur mijdt gelijkgestemden, en mocht hij ze al tegen het lijf lopen, dan loopt hij een blok om. Als hij een gelijkgestemde wil tegen komen, dan kijkt hij wel in de spiegel en zelfs dat probeert hij te vermijden.

Hij vindt ook dat je alleen goed kan spelen als je je amuseert en helemaal los kunt gaan. Daarom mag je nooit de kern van jezelf verloochenen en moet je je steeds amuseren. Zonder contact met jezelf en plezier kun je jezelf niet verliezen.

Tot slot gelooft hij ook in serendipiteit. Michael De Cock denkt dat de dingen eerder bij toeval op je pad komen. En dat net de dingen waar je niet naar verlangt of die je niet nastreeft de grootste kansen oplevert.

Conclusie

Zeer aan te raden en vlot leesbaar boek op de grens van essay, manifest en roman waarin Michael De Cock meandert door het leven en zijn ontmoetingen met mensen die hem hebben beïnvloedt. En waarbij hij zijn verbeelding de vrije loop laat. Alleen de verbeelding kan ons redden is uitgegeven bij Lannoo.

Hoe kunnen we onze school zodanig organiseren dat elke leerling evolutie kan maken en krijgt waar hij recht op heeft?

Het organisatiemodel van scholen omschrijft de manier waarop we het leren van leerlingen organiseren, hoe leraren hun onderwijsopdracht uitvoeren en welke organisatorische leerroutes leerlingen kunnen kiezen. Tot voor kort was het traditionele leerstofjaarklassensysteem het organisatiemodel dat bijna elke school ter wereld hanteert.

Intussen is de wereld fel veranderd en krijgen scholen te maken met veel meer uitdagingen dan vroeger. Zoals inspelen op een sterk gewijzigde leerlingeninstroom, meertalige kinderen onderwijzen, omgaan met sterk verschillende instapniveaus, leerlingen gemotiveerd houden, gaan voor inclusief onderwijs, hoogbegaafde leerlingen uitdagen en het aantrekken en behouden van sterke leraren. Het leerstofjaarklassensysteem schiet voor deze uitdagingen te kort.

Waarom De Sint-Stevensschool in Sint-Pieters-Leeuw haar onderwijs anders organiseert

Vragen die we ons moeten stellen

•     Is onze leerorganisatie nog wel afgestemd op het leren van de leerling of is ze eerder het resultaat van het comfort van leraren?

•     Kunnen we met onze leerorganisatie voor elke leerling nog altijd een optimale leervordering garanderen?

•     Vertrekken we bij onze leerorganisatie vanuit een inclusief perspectief?

•     Laat onze leerorganisatie toe om onze leerlingen centraal te stellen in hun leerproces?

•     Kunnen we op onze huidige manier zorgen voor leerroutes zonder onderbrekingen?

•     Zorgt onze leerorganisatie voor een kwaliteitsontwikkelend perspectief?

Laat ons bij het samenstellen van lesroosters minder rekening houden met desiderata van leraren en prioriteit geven aan wat leerlingen nodig hebben.

Soorten leerorganisatiemodellen

•     Het leerstofjaarklassensysteem: de leerstof is onderverdeeld in jaarpakketten op basis van de leerontwikkeling van de gemiddelde leerling. Leerlingen zijn gegroepeerd volgens leeftijd.

•     Individueel onderwijs: het onderwijs wordt individueel aangestuurd en aangeboden. Dit via een één op één onderwijsrelatie in de vorm van een pupil/mentor relatie.

•     Unit onderwijs: onderwijs georganiseerd in grotere klasgroepen met aandacht voor doorlopende ontwikkelingslijnen. Teams van leraren begeleiden gemengde leeftijdsgroepen en hebben veel aandacht voor zelfsturing, coöperatief werk en leerbegeleiding. 

•     Thuisonderwijs: het onderwijs wordt thuis georganiseerd, veelal door ouders zelf of door een privéleraar. Leerlingen leggen op het einde toetsen af voor een examencommissie op basis van eindtermen of einddoelen.

•     Methode onderwijs: dit onderwijs wordt georganiseerd vanuit een centrale visie en filosofie (v.b. Steiner, Freinet, Montessori) en heeft meestal een specifieke pedagogie en didactiek ontwikkeld.

•     Modulair onderwijs: de leerstof wordt georganiseerd in modules (leerstofonderdelen) die naast elkaar en op verschillende tijdstippen kunnen gevolgd worden. De modules staan op zich waarvoor leerlingen telkens deelattesten kunnen behalen. Wie alle modules van een opleiding heeft doorlopen krijgt een diploma.

•     Blended learning onderwijs is een organisatievorm die oorspronkelijk gebaseerd was op een doordachte mix van contact- en online onderwijs maar vaak ook toegepast wordt via een mix van didactische strategieën ongeacht het gebruik van technologie.

•     Brede school onderwijs: deze leerorganisatie streeft een sterke samenwerking met de (lokale) omgeving na met focus op een multidisciplinaire samenwerking in functie van levenslang leren.

De uitdaging bestaat er in om als school pedagogisch architect te zijn en te kiezen voor een mix van leerorganisatiemodellen aangepast aan de noden van de leerlingen en de lokale context. Het doel daarbij is om een ononderbroken leerproces te creëren waarbij de school de leeromgeving aanpast aan de ontwikkeling van leerlingen (en niet omgekeerd).

Mag zo een nieuwe leerorganisatie wel?

Het is antwoord is ja. De groeperingsvorm die de school kiest, behoort tot haar autonomie. De school kan zelf beslissen over tijdsbesteding, weekuurroosters, aanbod gemeenschappelijke vakken, aanpassingen van het leertempo, onderwijskundige methodes en werkvormen. Dit volgens het decreet basisonderwijs uit 1997 en het decreet secundair onderwijs uit 1999. Meerdere scholen in Vlaanderen passen een alternatieve leerorganisatie toe.

Bekijk het breder dan puur het organisatorische!

Scholen vertellen ons regelmatig dat hun leerstofjaarklassensysteem niet meer werkt. De eerste vraag die we dan stellen is of ze ook bereid zijn om te kijken naar hun leerinhouden, naar hun manier van lesgeven, naar hoe ze evalueren, naar hun lestabellen, naar hun fysieke leeromgeving, naar het leermateriaal en naar hun leernetwerk. Als het antwoord negatief is, dan heeft het geen zin en blijft het bij een cosmetische aanpassing of het kan zelfs leiden tot een achteruitgang. Er zijn verschillende scholen die te weinig doordacht flex leertijd voor leerlingen hebben ingevoerd met als gevolg een negatief resultaat en de perceptie bij hun leraren dat flex niet werkt. Andere scholen gingen in zelfsturende teams werken zonder hun pedagogie aan te passen. Ook dit bleek op termijn te resulteren in weinig meerwaarde. Je leerorganisatie aanpassen vergt een systemische aanpak. Een van de manieren om de leerorganisatie vanuit verschillende perspectieven te bekijken, is via het transformatierad:

Het is een denkmodel met acht wielen waarbij je je huidig pedagogisch concept in vraag kan stellen, bijvoorbeeld startend vanuit de ingangspoort organisatie. Dit wiel aanpassen heeft invloed op elk van de andere wielen. Om succesvol te zijn, zul je immers je naast je leerorganisatie ook je leerinhouden, leervormen, leerproces, leertijd, leeromgeving, leernetwerk en leermateriaal voldoende moeten aanpassen en er één versterkend en samenhangend geheel van maken.

Flexibele organisatievormen

Bij de nieuwe uitdagingen in ons onderwijs zijn flexibele organisatievormen noodzakelijk. Op die manier kunnen leerlingen meer eigenaarschap nemen over hun leren en kunnen leraren hen maximale ontplooiingskansen geven. Daarbij hou je het best rekening met vijf bouwstenen:

  1. Outputgerichte leeruitkomsten: voor flexibel onderwijs zijn heldere leeruitkomsten cruciaal. Ze geven aan wat de leerling kan aan het einde van een leerperiode. Belangrijke kenmerken van goede leeruitkomsten zijn outputgerichtheid en herkenbaarheid. Resultaat van deze bouwsteen: helder en goed geformuleerde leeruitkomsten.

  2. Leerwegonafhankelijke toetsing: deze is gericht op het beoordelen van door leerlingen gerealiseerde leeruitkomsten. Deze vorm van toetsing is dus niet afgeleid van het onderwijsaanbod. Leerlingen kunnen via divers ‘bewijsmateriaal’ worden beoordeeld. Het formuleren van beoordelingscriteria bij de leeruitkomsten is hierbij essentieel. Resultaat van deze bouwsteen: Instrumenten en beoordelingscriteria geschikt voor toetsing en validatie.

  3. Onderwijstoolbox: een geheel aan divers en gevarieerd didactisch leermateriaal en leeractiviteiten waarmee de leerling aan het bereiken van de leeruitkomsten kan werken. Resultaat van deze bouwsteen: een variëteit aan leeractiviteiten die verschillende typen leerlingen kunnen gebruiken om hun leeruitkomsten te bereiken

  4. Leerscenario’s: vanuit een onderwijstoolbox kunnen bij een leerling of groep leerlingen een passende set leeractiviteiten en leermateriaal ontwikkeld worden, aansluitend bij persoonlijke leervoorkeuren, leerstrategieën en leeromstandigheden van deze leerlingen. Resultaat van deze bouwsteen: vormgegeven leerscenario’s op basis van persona’s (type en kenmerken leerlingen) die ook individueel maatwerk mogelijk maken.

  5. Coördinatie en organisatie: dit zorgt ervoor dat flexibel onderwijs binnen het team van leraren en tussen leerlingen en leraren onderling prettig en soepel verloopt. Resultaat van deze bouwsteen: duidelijke afspraken binnen het lerarenteam.

Meer info of ondersteuning?

Met het transformatierad en de bouwstenen kun je verschillende leerroutes voor leerlingen ontwerpen. Het spreekt voor zich dat dit het best op een participatieve manier gebeurt en dat je hierbij leraren, leerlingen en ouders voldoende betrekt. EduNext heeft heel wat ervaring op dit vlak en begeleidt verschillende scholen in dit proces. Daarnaast hebben we voor de leerorganisatie ook een rubric ontwikkeld met een aantal criteria die je kunnen uitdagen en helpen om je leerorganisatie te hertekenen. Heb je hierover vragen? Neem contact met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448.

Van visie naar doelstellingen naar leidende pedagogische principes naar leerlabo's

Het is belangrijk om als school een sterke visie te hebben. Je moet weten waar naartoe. De stip op de horizon moet duidelijk zijn. Het is zeer zinvol om daar met het hele schoolteam over na te denken. En daarbij mag je dromen. Als je kijkt naar je huidige en toekomstige uitdagingen, welke school heb je dan nodig? Hoe zou je willen dat je school er in 2027 uit ziet? En dan kom je samen tot een tekst of een aantal pijlers die voor de school belangrijk zijn. De valkuil bestaat erin om deze tekst te blijven bijslijpen totdat hij er op papier perfect uitziet. Om hem daarna te visualiseren op de website, aan de schoolpoort te hangen, te verspreiden via brochures of een plaats te geven tijdens opendeurdagen.

Vertaal de visie in concrete doelstellingen

Het is belangrijk om je schoolvisie verder door te vertalen. Wat betekent deze visie voor je leerlingen, leraren, school en de wereld rondom je school?

-            Welke leerlingen wil je zien als ze de laatste keer door je schoolpoort stappen?

-            Wat wil je dat leerlingen kennen en kunnen?

-            Hoe wil je dat leerlingen met elkaar omgaan?

-            Hoe verloopt de relatie tussen leerlingen en leraren?

-            Welke kwaliteiten en expertise hebben leraren in je school?

-            Welk gedrag vertonen je leraren op school?

-            Welke schoolklimaat wil je op school?

-            Hoe wil je dat de buitenwereld je school ziet?

-            Hoe wil je omgaan met de ouders van je leerlingen?

Deze doelstellingen kun je bij elke nieuw project, bij het uitwerken van processen of bij praktische beslissingen steeds weer voor ogen houden en je afvragen of dit beantwoordt aan je doelstellingen.

VAN DOELSTELLINGEN NAAR leidende pedagogische principes

Hoewel de doelstellingen al een stuk concreter zijn, is dat nog niet voldoende. De link die nog te weinig gemaakt wordt, is de vertaling van de doelstellingen naar de dagelijkse pedagogie en didactiek. Dat vergt een extra slag. Hiervoor kun je het EduNext transformatierad als denkmodel gebruiken. Daarbij ga je samen met het lerarenteam na hoe je voor elk van de wielen van het transformatierad je visie en doelstellingen concreet kunt vertalen in leidende pedagogische principes. Per wiel kun je zo een 3 tot 5 principes bepalen. Goed gedefinieerde leidende principes zijn voldoende concreet, geven sturen en richting maar bieden toch nog genoeg ruimte om die te interpreteren en aan te passen naar de klascontext. Voorbeelden van leidende pedagogische principes zijn:

-            Leerinhoud: we reflecteren regelmatig op de vooropgestelde leerdoelen en versterken zo het zelfreflecterend vermogen van leerling en leraar

-            Leervorm: onze instructies mogen in de toekomst nog maximaal 20 minuten duren en leerlingen zullen leren beslissen welke instructies ze nodig hebben en welke niet.

-            Leerproces: we gaan werken met digitale portfolio’s waarbij leerlingen hun opgedane vaardigheden en nevenactiviteiten kunnen bijhouden

-            Leertijd: we starten elke morgen met een gemeenschappelijk kringmoment waarbij leerlingen over een zelfgekozen thema met elkaar in gesprek gaan

-            Leeromgeving: wij streven ernaar dat elke leerling op elke moment een plek kan vinden om in stilte te kunnen werken

-            Leernetwerk: we gaan de ouderbetrokkenheid versterken door hen ’s morgens de kans te geven om een koffie te drinken hen op vrijdagnamiddag te laten aansluiten bij een gemeenschappelijk moment

-            Leermateriaal: We willen een overkoepelende toolbox creëren waar we onze  lesmaterialen samen kunnen maken en delen

-            Leerorganisatie: We streven ernaar om wekelijks 1 à 2 uur overlegtijd te creëren

Tijdens het bedenken en vormgeven van deze principes hou je het best ook telkens je doelstellingen voor ogen en check je of je via deze leidende pedagogische principes je doelstellingen wel degelijk bereikt. Eens je het met het schoolteam eens bent over de leidende pedagogische principes, vormen ze je kompas tijdens je dagelijks onderwijs.

Weet dat bepaalde leidende pedagogische principes bij leraren angst kunnen oproepen omdat ze het nog niet zien zitten om die uit te voeren of omdat ze er zich nog niet competent voor voelen. Het is belangrijk om daar tijdens het proces voldoende oog voor te hebben, hen daarbij te coachen en zo te werken aan draagvlak.

Van LEidende Pedagogische principES naar LEERLABO’s

Een laatste stap in het proces is om de leidende pedagogische principes te vertalen naar je dagelijks onderwijs. Dat kan via een pilootproject waarbij je alle leidende pedagogische principes integreert. Het is je toekomstige school in het klein. Dat betekent dat je de leidende pedagogische principes vertaalt naar concrete lesinhouden, lestabellen, evaluatie, benodigde leerruimte, organisatie, leermateriaal en netwerk. Een pilootproject kan voor een aantal leraren nog te vroeg zijn of nog te ambitieus. In dat geval kun je ook werken met leerlabo’s. Die kun je zien als een mogelijkheid tot experimenteren waarbij deelteams voor bepaalde leidende principes onderzoeksvragen opstellen, op zoek gaan naar antwoorden, voorstellen uitwerken, deze toepassen in de klas, dit evalueert, erover rapporteren en de resultaten communiceren met de collega’s. Op die manier worden een aantal leidende pedagogische principes concreet.

Als er op school leerlabo’s of pilootprojecten lopen, zul je zien dat de visie veel tastbaarder wordt. Het is geen vrijblijvende tekst meer op de website. Stel dat je bezoek hebt op school, dan zullen leraren en leerlingen die in de leerlabo’s of pilootprojecten actief zijn, de visie gemakkelijk kunnen vertellen omdat hun dagelijkse werking ervan doordrongen is.

Hoe het Sint-Pietersinstituut in Turnhout via leerlabo’s haar visie concretiseert

Wil jij je schoolvisie nog meer TOT leven BRENGEN?

We hebben voor bovenstaande stappen een deeltraject ontwikkeld waarbij we het schoolteam coachen om via enkele interventies te komen van visie naar doelstellingen naar overeengekomen leidende pedagogische principes naar leerlabo’s. Interesse? Neem contact met dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448.

Hoe een fusie tussen basisscholen GAAF! en De Kleine Okapi in Aalst zorgde voor een nieuwe onderwijskundige aanpak en een volledig andere leerorganisatie

Tussen 2018 en 2023 waren er op de GO! campus in de Eikstraat te Aalst twee basisscholen actief: GAAF! met een 300-tal leerlingen en De Kleine Okapi met een 70-tal leerlingen. Beide scholen mikten op een ander doelpubliek en hadden  een verschillend pedagogisch project. Dit gaf de kans aan ouders om te kiezen tussen een grotere meer traditionele school en een kleinschalige school met elementen uit het methodeonderwijs waarbij ouders zeer betrokken werden. De conflicterende visies van beide scholen zorgden na enkele jaren echter voor heel wat spanningen en frustraties. Zo was er bijvoorbeeld maar één turnzaal en één speelplaats. Daarenboven werd het voor De Kleine Okapi steeds uitdagender om de pedagogische werking te vrijwaren toen er regelmatig leerkrachten uitvielen. Stilaan rees het idee om van beide scholen één school te maken. Het nieuws dat beide scholen zouden gaan samensmelten werd niet op gejuich onthaald bij de ouders van De Kleine Okapi. Ze vreesden ervoor dat de toenmalige werking van de grotere school zou doorgetrokken worden naar de kleinere school. Nochtans was het doel om één pedagogisch concept te bedenken met de sterke elementen van beide scholen. Daarom stelden de scholen van in het begin het principe van gelijkwaardigheid voorop. De schoolteams gaven zichzelf een jaar de tijd om na te denken hoe ze in de toekomst het onderwijs wilden vormgeven. Het eerste jaar zou er dus niets veranderen op de klasvloer. De schoolleiding besefte dat de fusie een kans was om een heel nieuw pedagogisch project uit te tekenen. Gezien de complexiteit van een dergelijke vernieuwing en het feit dat er twee schoolculturen waren met heel wat gevoeligheden, nam de school de beslissing om de hulp van EduNext in te roepen.

Een leidende coalitie op de been brengen

Omdat het niet doenbaar was om telkens met het hele team samen te komen, besloot GAAF! om een kernteam samen te stellen met een evenwichtige verdeling tussen beide scholen.

Kernteam basisschool GAAF! Aalst

Daarbij was er ook een vertegenwoordiger van de ouders van elke school die de communicatie verzorgde naar hun respectievelijke oudergroep. Een kernteam heeft voordelen en nadelen. Enerzijds kun je meer snelheid maken en zijn deze teamleden vaak zeer gemotiveerd en bewust van de nodige verandering. Anderzijds loop je het risico dat het schoolteam niet op dezelfde snelheid zit. Daarom besloot GAAF! om voldoende klankbordmomenten te organiseren met het hele schoolteam. Op die manier konden ze de input en de ideeën van iedereen meenemen en elke collega de kans geven om te wennen aan de nieuwe ideeën door er met elkaar over in gesprek te gaan. Het kernteam kun je zien als de  onderzoekers die voorop lopen en mogelijke pistes in kaart brengen maar ook regelmatig terugkeren en afstemmen met hun collega’s. Het kernteam in GAAF! neemt geen enkele beslissing. Ze creëerden draagvlak door het volledige team continu te betrekken. Elke personeelsvergadering en elk overleg stond in het teken van overleg, uitwisseling en reflectie. De ouders betrokken ze via padlet, een oudercafé of een bevraging via Google Forms. Als het schoolteam een draft had, dan hingen ze die aan de inkom om feedback van ouders te krijgen.

Ouders betrekken

Aan de slag

GAAF! ging in september 2022 van start en begon te dromen over hoe hun toekomstige school eruit zou kunnen zien. Daarna keken ze hoe ze die ambities konden vertalen in concrete streefdoelen voor leerlingen, leraren en de school. Om deze daarna verder te concretiseren in leidende pedagogische principes. Daarvoor hanteerde het team het EduNext transformatierad. Voor elk van de wielen (leerinhoud, leervorm, leerproces, leertijd, leeromgeving, leermateriaal, leernetwerk en leerorganisatie) kwam de school tot draft leidende pedagogische principes. Daarna hebben ze die verfijnd en afgestemd met de collega’s tot ze finaal werden. Deze leidende pedagogische principes vormen voor GAAF! het kompas, het zijn krachtlijnen die criteria bevatten waaraan hun onderwijs wil voldoen. Een goed gedefinieerd leidend pedagogisch principe geeft voldoende sturing en richting en biedt toch nog genoeg ruimte aan leraren om dat in hun klas te interpreteren en aan te passen. Deze principes helpen GAAF! bij het nemen van beslissingen en bij reflectie over hun onderwijs. Nadat het schoolteam het eens was geworden over de leidende pedagogische principes, bestond de volgende uitdaging erin om ze in de praktijk te brengen.

Leidende pedagogische principes Basisschool GAAF! Aalst

Geleidelijk aan of gewoon springen?

In eerste instantie was het de bedoeling om te starten met één pilootproject. Maar in april 2023 organiseerde de directie individuele gesprekken met elke leraar waarbij ze in gesprek gingen over hoe ze naar het volgende schooljaar keken en hoe ze zichzelf binnen vijf jaar zagen. Een grote meerderheid van de collega’s was enthousiast over het nieuwe pedagogische concept. Een aantal collega’s zou het jammer gevonden hebben om een heel jaar mee te mogen schrijven aan een nieuw onderwijsconcept en dan nog drie of vier jaar te moeten wachten. Waarom springen we niet met de hele school tegelijk? Een bijkomend argument was dat het moeilijker en moeilijker werd om de kleine school nog een jaar apart te laten bestaan. Zo heeft de school besloten om in september 2023 met alle units tegelijk te starten.

Het pedagogisch concept van GAAF!

De school is afgestapt van het leerstofjaarklassensysteem en heeft gekozen voor unitonderwijs. De leraren hebben zich verdeeld over vier units:

-            Unit 1: K0 K1 K2 (instappers, eerste en tweede kleuterklas)

-            Unit 2: K3 L1 (derde kleuterklas, eerste leerjaar)

-            Unit 3: L2 L3 L4 (tweede, derde en vierde leerjaar)

-            Unit 4: L5 L6 (derde graad)

Tussen 8.45 en 9.00 werkt de school met een zachte landing en tussen 15.25 en 15.40 is er een rustig vertrek. ’s Morgens zijn er geen rijen of toezicht. De leerlingen leren om zelf naar hun klasomgeving te komen. Na een kringmoment in hun eigen nest krijgen de leerlingen in de voormiddag instructielessen. De school werkt daarvoor met EDI (Expliciete Directe Instructie) en tijdens die lessen zitten de leerlingen per leerjaar. Dit is het geval voor de tredevakken (Nederlands, Frans en wiskunde) waarbij er een chronologische opbouw is van de leerstof. De leraren werken nu nog met methodes, die bieden een houvast. Het is wel de bedoeling dat ze vanuit de leerdoelen werken en de methodes eerder als bronmateriaal te gebruiken.

Tijdens instructielessen zijn ze met twee leraren aanwezig. De vakexpert geeft de instructie terwijl de andere leraar coacht. Bij een ander vak wisselt dat. Na de instructie zwermen de leerlingen leeftijdsoverschrijdend uit naar het leerplein (behalve in unit 1) samen met een leraar die hen coacht bij het verder verwerven van de leerstof. De andere leerlingen blijven bij de andere leraar in de klas die dan verlengde instructie geeft. Ook als leerlingen geen instructie  nodig hebben of na een korte instructie alleen verder kunnen voor hun oefeningen, gaan ze naar het leerplein.

Per nest is er een vaste coach die ook de kringmomenten aan het begin en het einde van de dag begeleidt. Dat zorgt voor verbondenheid en samen leren. Elke unit werkt ontwikkelingsgericht en kijkt waar elk kind  staat en wat het nodig heeft. Daarom is het mogelijk dat cognitief sterke leerlingen voor een bepaald thema aansluiten bij een andere unit.

De leerlingen krijgen veel autonomie. Via een planbord en een keuzebord realiseren ze in de loop van de week een aantal doelen en werken ze een aantal taken af. Dat bouwen de leraren geleidelijk aan op. Er is veel aandacht voor zelfregulerende vaardigheden. Leerlingen halen hun benodigde materiaal op in hun bakje en deponeren het - nadat de taak afgewerkt is – terug. Om te zorgen dat het voor de kinderen duidelijk is in welk nest ze zitten, naar welke instructielessen ze moeten en waar ze hun leraar kunnen vinden, heeft de school een systeem met hangkaartjes en magneetjes uitgedokterd.

Keuzebord

De kracht van metaforen en storytelling

Tijdens haar verhaal gebruikt directie Sofie regelmatig metaforen. Zo zag ze hun vroegere situatie met twee scholen als een nieuw samengesteld gezin waarbij de kinderen niet voor elkaar gekozen hebben en toch moeten samenleven.

Daarnaast vertelt ze over een skiër die bij mistig weer naar beneden wil maar het dal niet kan zien. Hij gebruikt de paaltjes en de vlaggetjes om veilig beneden te geraken. Die poortjes zijn haalbare en realistische tussendoelen die de verandering voor leraren behapbaar maken. Door het team daarbij te helpen, vergroot je de slaagkans van de transformatie.

In de school wordt er ook heel veel gevisualiseerd. Overal hangen de leerdoelen uit, hangen er emotiekaartjes aan de deur en zijn er deurbegroeters.

Een van de ouders is heel sterk in tekenen. Zij heeft de werking van de school en hoe een schooldag eruit ziet in een mooi en laagdrempelig verhaal gegoten via Kamishibai vertelplaten. Alvorens te starten met de nieuwe werking, is dat verhaal in alle klassen aan de kinderen verteld. Op die manier konden leerlingen en ouders zich voorstellen hoe een onderwijsdag er in de toekomst zou uitzien.

Kamishibai vertelplaten: Miek Van Hemelryck

Klik op de afbeelding om te openen

Aandacht voor het welbevinden

Het feit dat de leraren van GAAF! in team staan en verantwoordelijkheid nemen voor een grotere groep leerlingen, zorgt ervoor dat ze meer samenwerken en dat ze ook bij elkaar terecht kunnen. Ze kunnen hun uitdagingen delen, gezamenlijk tot oplossingen komen en de lasten samen dragen. De teamleden werden er zich dit jaar van bewust dat sterke teamvaardigheden een verschil maken tegenover er alleen voor staan in je klas. Door veel met elkaar te praten, elkaar te steunen en kleine successen te vieren, bleef het team – ondanks de vele uitdagingen tijdens zo een vernieuwingstraject - zeer gemotiveerd. Dat lukte omdat er steeds respect was voor de verschillende snelheden tussen de verschillende leraren en units. Wel is het belangrijk dat er stappen vooruit gezet worden.

Juf Lieve ging op een bepaald moment 4/5 werken omdat het in het vorige systeem voor haar te zwaar begon te worden. Maar nu ze is overgeschakeld op het nieuwe systeem, werkt ze terug 5/5

De school maakte van ABC (autonomie, betrokkenheid, competentie) A4BC. Accepteren, aanvaarden en aandacht voor iedereen. Door regelmatig individueel en samen terug te blikken op wat het traject met hen heeft gedaan, wat hen energie geeft en wat ervoor zorgde dat het soms minder goed ging, werkt het team aan haar zelfreflectievaardigheden en haar veerkracht. Als er frustraties zijn, dan probeert de school om dat naar boven te brengen tijdens de bijeenkomsten, niet in de wandelgangen of in de leraarskamer. Geen vergadering na de vergadering.

Tijd creëren

Een dergelijke werking uitdokteren en bijsturen zou niet mogelijk zijn zonder veelvuldig overleg. Tijdens de levensbeschouwelijke vakken (2 u/week) is er binnen de units mogelijkheid tot overleg. Daarnaast roostert de school de leraren zoveel mogelijk vrij van toezichten. Er is bijvoorbeeld een extra toezichter aangesteld en ook de directie en de zorgcoördinator nemen regelmatig over. De unitwerking zorgt ervoor dat leraren ook overdag korte overlegmomenten hebben. Daarnaast zijn de meeste leraren om 8 uur aanwezig zodat ze tot 8.45 uur ook nog tijd hebben om af te stemmen.

Het blijft in beweging

Vaak hoor je tijdens seminaries en congressen verhalen over innovatieve scholen waarbij je jezelf de vraag stelt of dit in de praktijk wel echt zo werkt. Wel, tijdens onze rondgang konden we het verhaal van Sofie bij alle leerlingen en leraren terugvinden. Het leeft echt. De leraren deden per unit zelf hun verhaal, leerlingen lopen ons voorbij en plakken hun magneetje op het keuzebord, nemen hun materiaal uit hun bakje en hangen hun kaartje rond hun nek. Zonder dat ze daartoe aangespoord worden. In de klas werken ze zelfstandig of onder begeleiding van de coach.

In vele innovatieve scholen die we bezoeken, krijgen we soms het gevoel; ‘dit is het’, ‘dit is wat we willen’, terwijl de mindset in GAAF! is dat het in volle beweging blijft. Het traject verloop in theorie rechtlijnig van A naar B, in de realiteit zijn er veel kronkels. GAAF! bouwt de brug terwijl ze erover lopen. Ze beseffen dat ze nog maar aan het begin staan en dat ze nog veel zullen vallen en leren. Maar ze zien wel dat dit onderwijsconcept veel meer potentieel heeft voor de uitdagingen die zich stellen.

Als je de vraag zou stellen wie nog terug wil naar het oude systeem, zou je weinig kandidaten vinden.

Foto Jean-Pierre Swirko

Meer weten over trajectbegeleiding?

Alle credits gaan naar het hele schoolteam die voluit voor dit traject is gegaan. Vanuit EduNext zijn we heel blij om dit fantastische team te mogen begeleiden. Ben je benieuwd naar wat zo een transformatiecoachingstraject voor jouw school kan inhouden? Vraag een vrijblijvend gesprek aan via mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448