Cordula Rooijendijk, directeur van Montessori school De Amstel in Amsterdam, ging op bezoek bij tientallen gekleurde Nederlandse basisscholen. Zoals wellicht velen onder ons had ze initieel heel wat vooroordelen over deze scholen en over wat er allemaal fout loopt. Maar ze is positief verrast teruggekeerd en onder de indruk over hoe deze scholen hun grote uitdagingen aanpakken en zorgen voor een onderwijskwaliteit die ze niet voor mogelijk had gehouden. Ze vatte haar bezoeken in haar boek samen in vijftien lessen waarvan we er in deze recensie enkele uitlichten.
De leergierigste leerlingen vind je op zwarte scholen
Op scholen in witte achterstandswijken is het soms de norm dat het leven niks is en ook niks zal worden. Ouders die werkloos zijn, zoals ook hun ouders dat waren, hebben lage verwachtingen van hun kinderen en stimuleren hen weinig om te leren en te werken. Daarnaast zijn er ouders uit de gegoede middenklasse die hun kinderen ‘vergeten’ op te voeden, geen duidelijke regels en grenzen stellen, en hen niet leren hoe ze zich moeten gedragen. Doordat ze hun verantwoordelijkheid niet nemen, ontnemen ze hun kinderen heel wat ontwikkelingskansen.
Op verschillende zwarte scholen daarentegen zag de auteur een tomeloze leergierigheid. De mindset is daar dat als je iets wil bereiken, je ervoor moet werken. Ouders van de leerlingen daar verwachten die ingesteldheid van hun kinderen en wensen dat ze het beter krijgen dan zijzelf.
Omarm de straat- en thuiscultuur
Cordula Rooijendijk citeert socioloog Iliass el Hadioui die drie ladders onderscheidt:
- De ladder van thuis
- De ladder van straat of van de peergroup
- De ladder van school
Die drie ladders verschillen van elkaar, de sociale codes en omgangsvormen zijn anders. Succesvolle jongeren lukt het om te switchen tussen die ladders en alle drie de ladders te beklimmen. Hoe sterker die ladders verschillen, hoe lastiger je het hebt als kind. Zodra de schoolladder sterk afwijkt van je vriendengroep op straat en/of thuis, kan dat je immers onzeker maken. Daarom is persoonsvorming van essentieel belang naast het geloof in eigen kunnen. De scholen die de auteur bezocht ontwikkelen een sterke band met hun kinderen. Ze leren dat het klimmen op de schoolladder hun identiteit niet hoeft te schaden en geven ze geen straffen die hun eigenwaarde of zelfvertrouwen breken. Ze doen juist een beroep op hun schuldgevoel zodat ze hun gedrag uit zichzelf veranderen. En daarbij accepteren ze de straat- en thuiscultuur als te beklimmen ladders die net zo belangrijk zijn.
De schrijfster verwijst naar Hans Kaldenbach die aangeeft dat je het gedrag via 2 methodes kunt veranderen: zacht (judo) of hard (karate) waarbij je meestal eerst met judo begint. Daarbij zijn er twee belangrijke uitgangspunten:
- Duidelijkheid: benoemen welk gedrag onwenselijk is en wat je niet meer wilt zien
- Vriendelijkheid en een band hebben met de kinderen: hen het gevoel geven dat je van ze houdt en dat ze ertoe doen
Hangjongeren urineren in het portiek van een vrouw. Terwijl ze de post uit de brievenbus haalt, spreekt ze een van de jongeren aan en zeg dat ze blij is om hem te zien. Ze zegt hem dat ze hem af en toe een sigaret ziet roken in het portiek en dat dit prima is maar dat er de laatste tijd ook veel wordt geplast en of hij, als hij de jongens ziet die dat doen, wil zeggen dat ze daarmee moeten stoppen. Omdat het niet zo fris is, omdat ze bang is dat andere buren de politie zullen bellen. De jongen knikt en het werkt, de overlast verdwijnt – voorbeeld uit het boek
Praat met elkaar
Scholen hebben de wettelijke opdracht om burgerschap te bevorderen, maar hebben veel ruimte om hier zelf invulling aan te geven. Dit op een manier die past bij de visie en de identiteit van de school, de kenmerken van de leerlingenpopulatie en de maatschappelijke omgeving waarin de school fungeert. Verschillende gekleurde scholen voeren open gesprekken met ouders over de invulling en de betekenis van de burgerschapslessen. Op die manier kan de angst die soms leeft bij ouders worden weggenomen. Als diversiteit wringt, dan praten ze met elkaar en proberen ze de ander te begrijpen. Zorg er daarom voor dat je als school aandacht besteedt aan alle elementen van diversiteit. Je kunt niet paarse vrijdag vieren en vervolgens geen aandacht besteden aan de ramadan, Keti Koti, Pesach, Divali of Pasen.
Voorzie in een multifunctionele stilteruimte waar je mag mediteren, je yogamat leggen, bidden, mijmeren of even prikkelvrij zijn.
Hoge ouderbetrokkenheid vind je op zwarte scholen
Tijdens haar bezoeken, zag de auteur dat gekleurde scholen sterk inzetten op ouderbetrokkenheid. Maar daar moet je wel de juiste dingen voor doen. Een van de scholen heeft een ouderconsulent, een leraar die een paar uur per week is vrijgeroosterd. Ze weet welke ouders het lastig hebben, vraagt hoe het gaat, of ze nog wat kan doen. Ze leert ouders hoe educatieve spellen werken en geeft ze mee naar huis met de opdracht een spel te spelen met hun kind en dat te filmen. En daarna wil ze graag het filmpje zien. Ze spreekt ouders aan als er een open ochtend is en moedigt hen aan naar de koffie- en koekochtenden te komen. Ze helpt ouders om zich in te schrijven voor de schoolapp zodat ze ook alle schoolberichten ontvangen, en vraagt of ze deze hebben gelezen of vertaalt waar nodig.
Een andere van de scholen die ze bezocht, laat ouders een intentieverklaring tekenen bij inschrijving. Daarin staat dat ouders de verschillen tussen kinderen accepteren, geloven in de ontwikkeling van hun kind, interesse tonen in de schoolactiviteiten en hierbij helpen. Ook dat ze leraren informeren over de talenten van hun kind en hun kind ondersteunen bij het schoolwerk. Omgekeerd staat erin dat de school de ouders betrekt, de ouder erkent als professional, in kansen denkt en ouderbijeenkomsten organiseert.
Een school had zelfs een vaderochtend waarbij 90% van de vaders aanwezig was! Vaders willen heel graag betrokken worden bij de school van hun kind, alleen weten ze vaak niet hoe, en dan blijven ze maar weg. Je moet ze daarbij helpen. Vaders zijn een belangrijke spil bij de opvoeding en de scholing van hun kind en zijn op school ook nodig.
In een andere school is een leeg klaslokaal ingericht. Opa’s en oma’s geven jeu-de-boule- en schilderlessen, iemand anders geeft kookles of ouders lezen individueel een boekje met een leerling op de gang. De leraren maken boekjes voor thuis met daarin de woorden die ze op dat moment op school behandelen, met elk te leren woord ook een afbeelding ervan en altijd met het bijbehorende voorzetsel. Thuis laten ouders hun kind het woord hardop lezen en praten ze erover in hun eigen taal. Als ze dat niet doen, dan nodigt de leraar hen uit voor een gesprek om te kijken waarom het niet lukt en wat ze nodig hebben om het wel te doen. Alle ouders doen uiteindelijk mee. Dan schieten de resultaten omhoog en breiden de leerlingen hun Nederlandse woordenschat in snel tempo uit. Het mogen gebruiken van de moedertaal stimuleert de ontwikkeling van kinderen op school enorm.
Voed je kind op
Een leraar heeft in zwarte scholen twee banen: leraar en maatschappelijk werker. Je kunt wel doen alsof het jouw taak niet is om thuisproblemen op te lossen, maar thuis heeft nu eenmaal een grote invloed op de schoolprestaties. Dus als het thuis niet goed gaat, komt een kind helemaal niet tot ontwikkeling. Als kinderen bijvoorbeeld stress hebben, dan zet dat de ontwikkeling van het werkgeheugen, de besluitvorming en de impulsregulatie onder druk. Je werkgeheugen heb je als leerling nodig om tijdelijke informatie in je geheugen op te slaan en om cognitieve taken uit te voeren. Je hebt het nodig bij het maken van een puzzel, het uitrekenen van een rekensom, het schrijven van een stukje tekst of bij het uitvoeren van een gymopdracht.
Niet lullen maar poetsen
De onderwijsinspectie heeft laten weten niet te zullen optreden als scholen vanwege het lerarentekort overgaan op een vierdaagse schoolweek (en de leraren de vijfde dag laat professionaliseren). Er mag soms meer dan je denkt. Je moet de ruimte binnen de regels leren zoeken, ze wat oprekken en daar geen ruchtbaarheid aan geven. Buiten de gebaande paden denken, creatieve oplossingen vinden, het mag af en toe schuren.
In basisschool Nellestein komen timmermannen, rappers, dichters, kunstenaars, sporters, koks, dansers op school kinderen cursussen geven. De leerlingen mogen zelf een workshop kiezen. In een andere school worden de gymlessen twee keer per week aan een halve klas gegeven terwijl de andere helft van de leerlingen bij de leraar blijft en extra lessen krijgt in dingen waar ze nog moeite mee hebben. Ze huren ook andere professionals in om op meer momenten de klassen te kunnen halveren waardoor de andere helft steeds heel intensief leskrijgt van de eigen leraar. Zo is er een docent beeldende vorming, een student pedagogiek, een bibliothecaresse die gewend is om kinderactiviteiten in de bib te organiseren en met de leerlingen leest en een gepensioneerde dame die met de kinderen kookt.
Vorm een visie, bepaal je doelen en handel ernaar
Een van de scholen die de schrijfster bezocht, zet heel hard in op gelijkheid tussen kinderen. Dat doen ze op verschillende manieren:
- Ze laten jarige kinderen op school niet trakteren op iets lekkers maar laten de kinderen die jarig zijn kiezen wat voor leuks ze die dag met de klas gaan doen zoals een kwartier langer buiten spelen, tekenen of een toneelstukje maken …
- Ze laten ouders niet betalen voor schoolreisjes maar zorgen voor kosteloze uitjes zoals een speurtocht door de wijk of naar een speeltuin gaan een wijk verderop
- Ze richten geen schoolband op maar organiseren een leerorkest waarin alle leerlingen een instrument leren bespelen
- Ze vragen niet naar vakantieverhalen maar waarom de kinderen blij zijn om terug op school te zijn
- Ze laten spreekbeurten niet meer thuis voorbereiden maar op school zodat alle leerlingen evenveel hulp krijgen
Naast deze en andere lessen, heeft Cordula Rooijendijk ook nog een paar lessen voor het ministerie van onderwijs zoals het verbieden van zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) in het onderwijs, te kleine scholen opheffen, bijlesbureaus verbieden en monoculturele scholen ontmoedigen. Ze doet ook een oproep om het vakmanschap van leraren te herwaarderen. Dit door hen meer tijd te geven zodat ze zich kunnen focussen op een goede voorbereiding, het geven van uitstekende lessen, het aanpassen van lesstof op het niveau van het kind en bijscholing.
Conclusie
Een zeer lezenswaardig boek met interessante inzichten die van toepassing zijn voor het secundair/voortgezet onderwijs. Hier en daar trekt de auteur iets minder onderbouwde conclusies zoals dat je het beste onderwijs op zwarte scholen vindt of dat de kwaliteit in (te) kleine scholen matig is. Fijn dat ze af en toe ook provoceert en zo dingen in beweging probeert te krijgen. Het boek zorgt er voor dat je als lezer of onderwijsprofessional met een andere bril naar gekleurde scholen kijkt en dat je goesting krijgt om er op bezoek te gaan. Er valt immers heel wat mosterd te halen. Daarnaast eindigt ze mooi met een oproep om met elkaar in gesprek te blijven gaan, naar elkaar te blijven luisteren, de ander proberen te begrijpen en vooral niet te polariseren. Het boek leest heel vlot en is uitgegeven bij atlas contact.