Elk land in Europa doet het beter op vlak van inclusief denken dan België. We staan dan ook het meest onderaan in de rangschikking van inclusieve maatschappijen. Ook al denken we minder vanuit exclusie en segregatie, we denken nog veel vanuit integratie. Dat is wezenlijk verschillend van inclusie.
Bij integratie is de mindset: de ander moet integreren; zij moeten zich aanpassen aan ons. Anders wordt het voor ons te lastig.
Voor een aantal mensen lukt dit niet. Het is immers moeilijk om te integreren in een samenleving die dat niet wil of die daar geen inspanningen voor doet. Denk bijvoorbeeld aan aangepaste bankautomaten. Inclusie gaat uit van wederzijdse aanpassing. Als we inclusief denken moeten we alert zijn voor het nog alom tegenwoordige integratiedenken.
Beno Schraepen, orthopedagoog, ervaringsdeskundige in het buitengewoon onderwijs en docent/onderzoeker aan de AP Hogeschool, doet sinds jaren onderzoek over inclusie op vlak van onderwijs. Volgens hem hebben we in onderwijs de inclusieboot gemist onder andere omdat we over een sterk buitengewoon onderwijs beschikken. In Noorwegen bijvoorbeeld bestaat het buitengewoon onderwijs al meer dan 30 jaar niet meer. Ook in andere landen zitten leerlingen met ASS in het gewoon onderwijs. Inclusief onderwijs wordt bij ons ook nog niet beloond. Scholen krijgen extra middelen omdat leerlingen (v.b. type 9) apart zitten. Het M-decreet heeft niet veel opgeleverd. Voordien zaten er 50000 leerlingen in het buitengewoon onderwijs, nu is dat aantal opgelopen tot 52000. Anderzijds, als je het buitengewoon onderwijs in Vlaanderen zou afschaffen, dan heb je maar 4% meer leerlingen in het gewoon onderwijs.
Het heeft volgens Beno ook geen zin om systemen van andere landen te kopiëren. Elk land of regio heeft zijn eigen context, historiek en systeem. Het is wel duidelijk dat heel wat onderwijsprofessionals kennis ontbreken over inclusief onderwijs, over hoe je leraren daarbij coacht en over hoe je interprofessioneel samenwerkt (school, CLB, leersteuncentra). Daarbij is het ook belangrijk dat ondersteuning zich onderscheidt van zorg en GON.
Scholen hebben nood aan een visie op inclusie
Inclusie biedt voordelen voor alle leerlingen. Alle onderzoekers zijn het erover eens dat ondersteuning voor specifieke leerlingen geen negatieve effecten heeft op andere leerlingen. Integendeel, hun leerkansen vergroten daardoor en ze worden beter voorbereid op een diverse maatschappij. Scholen denken dus best na over hoe ze echt inclusief kunnen zijn en hoe ze dat in hun schoolcultuur kunnen inbedden:
- Hoe kunnen we ons schoolteam bewust maken van het belang van inclusie?
- In welke mate kunnen we onze leraren hierin laten professionaliseren?
- In welke mate kunnen onze leerlingen elkaar helpen?
- In welke mate kunnen ouders volwaardig participeren tijdens de schooluren?
- Welke vrijwilligers(organisaties) kunnen we inschakelen?
- Kunnen we atelierwerk organiseren?
- Welke andere hulpbronnen hebben we ter beschikking?
- Hoe nemen we in onze school eigenaarschap over inclusie?
- Lopen we eerst een traject handelingsgericht werken alvorens we een gemotiveerd verslag voor externe leersteun opstellen?
- Hoe kunnen we de bereidheid scheppen om een inclusieve context te creëren?
- Hoe kunnen we beter met UDL of redelijke aanpassingen omgaan?
Het is belangrijk om deze visie te ontwikkelen in samenspraak met het CLB en het leersteuncentrum waarmee je als school samenwerkt.
Meer dan zorg
Het zorgcontinuüm kan zorgen voor eilanden waardoor leerlingen in sommige scholen gemakkelijk doorgeschoven worden naar CLB en naar het leersteuncentrum.
Er zijn geen exacte cijfers maar bij vermoedelijk de helft van de leerlingen die momenteel via leersteuncentra ondersteund worden, gaat het over basiszorg die de school zelf kan opnemen. Het is een belangrijke oefening voor scholen om dit te bestuderen en te kijken wat nodig is om dit zelf te kunnen opnemen:
- Hoe kunnen we onze kennis over handelingsgericht werken verhogen?
- Welke andere professionalisering (werkvormen, kennis …) hebben onze leraren nodig?
- Welke aanpassingen kunnen we doen in onze school en in onze klassen?
- In welke mate kunnen we onze leersteunuren beter en gerichter inzetten?
- Hoe gaan we van een gefragmenteerde ad hoc aanpak naar een duurzame en integrale samenwerking met CLB en leersteuncentrum/ondersteuner?
- Hoe kunnen we in onze school de basisvoorwaarden voor inclusie realiseren?
- Hoe kunnen we de bereidheid bij onze leraren verhogen om extra hulpbronnen te activeren?
- Hoe zorgen we dat leraren bereid zijn om zich verder te professionaliseren?
- Is wat we bieden toereikend of kunnen we als school nog meer doen?
Dit vergt ook het versterken van twee belangrijke competenties in het schoolteam:
- Ethische competenties.=> Hoe gaan we om met verschillen? Met welke partners werken we hiervoor samen? Hoe ziet die samenwerking er dan uit?
- Creatieve competentie => Hoe worden we sterker in het oplossen van problemen? Hoe vinden we minder voor de hand liggende oplossingen?
Ga in gesprek met CLB en leersteuncentrum
- Welke rol kunnen zij spelen in het realiseren van een inclusieve visie op onze school?
- Hoe kunnen wij samen zorgen voor een meer kwalitatieve ondersteuning voor zij die het nodig hebben?
- Hoe kunnen wij zorgen voor de basisvoorwaarden voor inclusie of hoe kunnen we die voorwaarden samen creëren?
- Hoe kunnen we zelfredzamer worden op vlak van inclusie?
- Welke hulpbronnen kunnen we samen activeren?
- Hoe kunnen we zorgen voor 1 aanspreekpunt en zo de impact van leersteun vergroten?