Tijdens onze intake gesprekken en gedurende onze begeleidingen krijgen we van directies en leraren af en toe de (terechte) vraag of wat we doen ook werkt. Het antwoord daarop is genuanceerd. Onderwijs is zeer complex en of het werkt, hangt ook van de context en hoe je het toepast. Je kunt wel de kansen om het te laten werken maximaliseren.
We baseren ons op diverse bronnen waaronder volgende twee:
1. John Hattie, de Nieuw-Zeelandse onderwijsexpert, deed meer dan 1000 meta-analyses van 50.000 onderwijsonderzoeken en verzamelde van 240.000.000 leerlingen wereldwijd gegevens. Dit is een zeer uitgebreid, op bewijs gericht, onderzoek naar wat het beste werkt om leerprestaties te verbeteren. Hattie beschrijft een effectgrootte van 0.40 als het gemiddeld en/of typisch effect. Dit is het minimum dat we zouden moeten verwachten na een inspanning van een leraar. Ieder kind heeft het recht op een vooruitgang van minstens 0.40 op één schooljaar tijd. John Hattie geeft de raad om te focussen op leereffecten groter dan 0.40.
2. NWO studie Van acties naar interacties – een overzichtstudie naar de rol van professionele netwerking bij duurzame onderwijs (Virginie März, Lisa Gaikhorst, Rob Mioch, Desirée Weijers en Femke Geijsel). Daarin staan een aantal condities die je in acht moet nemen om onderwijsinnovatie duurzaam te maken.
We beschrijven hieronder het EduNext onderwijsconcept en leggen telkens de link met deze en ook met enkele andere studies.
1. Eigenaarschap leerlingen
Wij vinden dat leerlingen stap per stap eigenaarschap over hun leren moeten kunnen opnemen, dit voor alle elementen van het transformatierad:
Leerinhoud: leerlingen combineren theoretische, ervaringsgerichte en persoonlijke kennis. Ze focussen op cruciale vakkennis en noodzakelijke vaardigheden. Leraren vertrekken vanuit een levensechte context en vanuit interesses van leerlingen. Leerlingen hebben daarbij de mogelijkheid om keuzes te maken. Hun lesinhouden zijn in overeenstemming met de te behalen eindtermen/leerdoelen. Daarnaast kiezen leerlingen ook eigen doelen en leggen ze geregeld de link met hun toekomst.
Leervorm: leerlingen nemen een actieve rol en houding aan in de les. Leraren zorgen voor een goede mix van instructie, activerende werkvormen, begeleid zelfstandig leren, ervaringsgericht en sociaal leren (projectwerk). Ze differentiëren en passen hun werkvormen aan de noden van de leerlingen aan.
Leerproces: leerlingen nemen verantwoordelijkheid over hun leerproces. Leraren focussen op formatieve evaluatie en leren leerlingen om groeigericht te kijken. Zo leren ze om iets te kunnen, niet louter voor de cijfers of het diploma. Leerlingen hebben frequent gesprekken met leraren, leren duidelijke doelen stellen en krijgen hierbij feedback, feed-up en feedforward. Ze zoeken ook feedback bij andere leerlingen, leren zichzelf inschalen en doen aan zelfreflectie. Permanente summatieve (zelf)evaluatie geeft richting en input aan dit proces en zorgt dat leerlingen (en leraren) weten of ze hun doelen werkelijk realiseren.
Leertijd: leerlingen bepalen hun eigen leertempo en kunnen kiezen welke leerinhouden ze wanneer willen verwerven. Zolang ze hun leerdoelen maar bereiken. Op die manier creëren ze hun persoonlijke leerroutes. De leraar begeleidt hen daarbij en leert hen om hun leertijd inschatten. Leraren zetten de leertijd gericht in door vakoverschrijdend te werken waarbij ze slim de te bereiken leerdoelen combineren.
Leeromgeving: leerlingen kunnen in een multifunctionele en aangename omgeving terecht die bovenstaande leervormen en leerprocessen ondersteunt. Het is een warme en mooie omgeving waar iedereen op school graag is en die leerlingen ook kunnen personaliseren.
Leernetwerk: bij het leren betrekken leraren, directies en leerlingen ook ouders en externen zoals ondernemers, gastdocenten, buurtwerkers en VZW’s. Zo zorgen ze voor bijkomende competentie en extra leertijd in de school.
Leermateriaal: leerlingen beschikken over een mix van analoog en digitaal eigentijds leermateriaal. Dit zetten leraren in als middel om leerinhouden, leervormen en leerprocessen te ondersteunen. Leerlingen leren ook met de handen via labo’s en ateliers.
Leerorganisatie: leerlingen zijn zelf actief betrokken bij de planning en organisatie van hun leerweg en hun leerdoelen.
Wanneer leerlingen eigenaarschap krijgen over hun leren, speelt dat volgens John Hattie positief in op een aantal factoren met hoog leereffect:
· Het eigen leerproces leren inschatten (1.44)
· Leerlingen stellen hoge verwachtingen (1,42)
· Zelf-effectiviteit (0.92)
· Formatieve interpretatie (0.90)
· Hulp van andere leerlingen zoeken (0,83)
· Planning en voorspelling (0.76)
· Evaluatie en reflectie (0.75)
· Feedback (0.75)
· Diepe motivatie (0.69)
· Directe instructie (0.59)
· Peer tutoring (0,55)
· Sociaal leren (0,50)
Doordat leerlingen fel betrokken zijn in hun leerproces, blijken leraren ook duidelijkere verwachtingen (1,62) te stellen. Daarnaast is een verhoogde kans op een beter klasmanagement wat resulteert in een beter gedrag in de klas (0.68). Door differentiatie is er ook een meer begrijpelijke aanpak voor leerlingen met een leerstoornis (0.77). Ook geeft een dergelijk concept kansen aan betere klassengesprekken (0,82) en zorgt het voor een sterkere relatie tussen leerling en leraar (0.72).
Om de betrokkenheid van leerlingen te verhogen, kun je volgens Kris Van den Branden, professor en lerarenopleider aan de K.U. Leuven, inspelen op vijf elementen:
1. inspelen op haalbare uitdagingen
2. uitdagingen voorzien waaraan leerlingen een persoonlijke waarde hechten
3. sociale interactie
4. leerlingen autonomie en inspraak geven
5. zorgen dat leerlingen het gevoel hebben dat ze door inspanningen te doen, een doel kunnen bereiken.
Hij baseert zich daarbij op toonaangevende en onderzoeksgebaseerde motivatie-modellen waaronder het Expectancy-Value model van Eccles en Wigfield, de zelfdeterminatietheorie, het Self-Efficacy model van Bandura, de Attributietheorie van Weiner en de taalleermotivatietheorieën van Dörnyei.
Deze vijf elementen vind je terug in het EduNext onderwijsconcept.
2. Teamvaardigheden: leraren maken het verschil
Daarnaast schenken we tijdens onze begeleiding veel aandacht aan de vaardigheden van het schoolteam om het pedagogisch-didactisch concept in de praktijk te brengen. We spreken onder andere over het kunnen en durven geven van feedback, coachingsvaardigheden, creatief denken, samenwerken, communiceren, zelfreflectie en systeemdenken.
Wij geloven in een lerarenteam dat samen gaat voor een schoolopdracht, in leraren die elke dag beter willen worden in hun vak, in leraren die goed les kunnen geven en die leerlingen goed kunnen coachen. In leraren die leerlingen goed kunnen observeren en zo hun talenten kunnen ontdekken en deze samen met leerlingen verder ontwikkelen. Actieve betrokkenheid van leraren is dan ook een belangrijke succesfactor. In het hierboven beschreven onderwijsconcept heeft de leraar een cruciale rol en verantwoordelijkheid. Dit vergroot de kans op meer eigenaarschap bij de leraar.
Als we naar Hattie kijken, dan blijkt collectieve lerareneffectiviteit een effectgrootte te hebben van liefst 1,57. Volgens Hattie gaat het daarbij om het geheel aan opvattingen en overtuigingen van het lerarenteam dat zij samen positief kunnen bijdragen aan het leren en ontwikkelen van hun leerlingen.
Daarnaast zijn er ook specifieke factoren die onafhankelijk zijn van het onderwijsconcept en te maken hebben met de persoon en het métier van de leraar. De leraar en zijn stielkennis spelen dus een zeer grote rol zoals onder andere:
geloofwaardigheid van de leraar (0.90)
transfer strategieën (0.86)
weloverwogen praktijkoefeningen (0.79)
samenvatten (0.79)
werken met uitgewerkte voorbeelden (0.57)
het bijbrengen van studievaardigheden (0.63)
Heel effectief is ook micro-teaching (0.88). Dat zijn allerhande werkvormen waarbij leraren aan elkaar tonen hoe ze lesgeven, daarbij van elkaar feedback ontvangen, van elkaar leren en zo hun lespraktijk verbeteren. Een van die manieren is bijvoorbeeld Lesson Study. Eerder kwam Dr Sui Lin Goei daarover spreken op het EduNext leerfestival.
Ook de kennis van de bouwstenen voor effectieve didactiek zoals bijvoorbeeld gespreid oefenen om de vergeetcurve tegen te gaan, hebben een sterke invloed op de leereffecten die leraren bij hun leerlingen kunnen creëren.
Beide laatste zijn weerom onafhankelijk van het onderwijsconcept waarin je ze uitoefent.
3. Schoolcultuur
Om de innovatie werkelijk te verankeren in de school, besteden we in onze begeleidingen veel zorg aan de schoolcultuur. Daarin spelen elementen zoals visie-ontwikkeling, leiderschap en innovatieklimaat een belangrijke rol:
Verschillende van deze elementen vind je ook terug in de NWO studie als belangrijke condities voor duurzame innovatie:
4. Systemische aanpak
EduNext gaat voor een geïntegreerde onderwijsaanpak. Te beginnen met het transformatierad zelf. Door de acht elementen te combineren en ze als één systemisch geïntegreerd geheel te benaderen, kun je voor duurzame innovatie zorgen. Alle wielen van het transformatierad zijn immers met elkaar verbonden en oefenen allemaal invloed op elkaar uit. Stel dat je bijvoorbeeld leerlingen een laptop wil geven (leermateriaal), dan zul je – om het goed te doen - ook moeten kijken naar de bijhorende leerinhouden, naar de manier van lesgeven, hoe je dit gaat evalueren, welk netwerk je ervoor kunt inschakelen, hoe je het gaat organiseren, welke aanpassingen je in de leeromgeving zult moeten doen en welke impact dit heeft op de lestabellen.
Volgens de NWO studie moet je, om duurzaam succes te hebben met onderwijsinnovatie, het - naast andere condities – vooral hebben over de kern van onderwijs en moeten de leraren de relevantie inzien voor hun leerlingen. Dat doen we via het transformatierad dat volledig inzoomt op pedagogisch-didactisch relevante aspecten.
Daarnaast zijn ook een aantal vaardigheden systemisch. Door aan de ene vaardigheid te werken, kun je ook vooruitgang boeken op een andere. Of kun je een cultuurelement positief beïnvloeden. Als je bijvoorbeeld werkt aan creatief denken is het niet onlogisch dat ook de innovatiecultuur positief beïnvloed wordt en omgekeerd. Idem bijvoorbeeld voor reflecteren en kwaliteitsontwikkeling.
Er is groeiende eensgezindheid onder experten zoals Peter Senge, Otto Scharmer, Leon Vermaak, Jaap Schaveling en Fred Korthagen dat organisaties en dus ook scholen levende systemen zijn en dat een fragmentarische aanpak van innovatie weinig of zelfs negatieve impact kan hebben. Onderwijsvernieuwing kan pas slagen als je op alle niveaus van het onderwijssysteem op een coherente en geïntegreerde manier handelt. Via focus op het drievoudige transformatierad brengen wij die gedachte binnen in de schoolpraktijk.
Praktijkonderzoek
Naast een theoretische onderbouw kun je als school je werking bijsturen via praktijkonderzoek. Daarbij onderzoeken leraren of wat ze doen ook werkelijk werkt.
Dit kan bijvoorbeeld tijdens een Banaba schoolontwikkelingstraject waar een van je leraren zich voor in schrijft of door een samenwerking met een universiteit of hogeschool. Regelmatig zijn die laatste trouwens op zoek naar scholen die willen meewerken aan een dergelijke onderzoeken.
Conclusie
Of het onderwijsconcept werkt, hangt enorm van af van de context en hoe je het in de praktijk brengt. Maar ook van de kwaliteiten en de vaardigheden van de leraren die in de school lesgeven, het aanwezige leiderschap en de schoolcultuur. Via het EduNext onderwijsconcept kan je een leeromgeving, een context, een structuur en een schoolcultuur creëren waarin je de kansen tot meer leerwinst voor elke leerling maximaliseert en waar leerlingen zich goed kunnen voorbereiden op hun toekomstige leven, leren en werken.
Vragen hierover?
Wil je hier meer over wetten of heb je zin in een vrijblijvend gesprek over onze begeleiding? Stuur dan een mail naar dirkdeboe@edunext.be of bel Dirk op 0474/949448